Telkens als ik aan jouw mond denk,
zie ik hoe die zich vormt wanneer je spreekt.
Ik hoor je woorden weerklinken,
voel je gedachten in hun klank.
Ik zie de blik in je ogen,
Hoor de manier waarop ze spreken zonder geluid.
Maar als ik aan jouw mond denk,
denk ik vooral aan hoe die zich aan de mijne werpt,
hoe zij zich verstrengelt met mijn verlangen.
En aan jouw schoot—
waar ik me in nestel,
alsof ik daar thuiskom.
Marcel de wit